woensdag 12 juni 2013

95


God zal mij de dwaasheden wel vergeven die ik over hem heb gedebiteerd, evengoed als ik mijn vijanden vergeef wat ze over mij ten beste gaven, ofschoon ze geestelijk even diep onder mij stonden als ik onder God.
Heinrich Heine
94


De filosofie wordt bijgehouden in een groot boek – ik bedoel het universum – dat voortdurend openstaat voor onze blik, maar dat niet begrepen kan worden, tenzij men eerste de taal leert te verstaan en de letters, waarin het geschreven is, kan lezen. Dit is de taal van de wiskunde en de letters zijn driehoeken, cirkels en andere geometrische figuren, zonder welke het onmogelijk is om een woord van de taal te verstaan; zonder die figuren dwaalt men rond in een donkere doolhof.
Galileo Galilei (1564-1642)
IN: Priya Hemenway, De geheime code, p. 79
93


Mijmeren
Als Walter Benjamin schrijft dat niet de voortgang van inzicht naar inzicht beslissend is, maar de sprong in elk afzonderlijk inzicht zelf, heeft die sprong, als het om het lezen van een boek gaat, tot voorwaarde dat dit boek, al is het maar iets van datgene bevat, dat Bachelard noemt ‘ce grain de songe qui pourrait passer de l’écrivain à son lecteur’. Je maakt pas dan de sprong in een inzicht, als dit zo verwoord is, dat het je doet mijmeren.
Gerard Visser, Water dat zich laat oversteken, p. 92
92


Duitse landjonkers zijn ezels die enkel over paarden praten.
Heinrich Heine
91


Ik luister volgens Eckhart dus pas naar God, niet als ik uitwendige regels volg, maar als ik trouw blijf aan wat ik diep van binnen als mijn eigen wezen en mijn eigen leven ervaar.
Gerard Visser, Water dat zich laat oversteken, p. 126

vrijdag 7 juni 2013

90


Zelfs de huidige mode van het intelligent design wijst eerder op een religieuze overschatting van de wetenschap dan op een onderschatting daarvan. De voorvechters ervan hopen hun religieuze overtuigingen te bewijzen door deze te funderen in een wetenschappelijk denken – dat zij daarmee impliciet tot het criterium van die religiositeit maken.
Ger Groot, Zij noemden het ‘God’
IN: De Gids, 2008, 6/7, p. 471