vrijdag 21 maart 2014



Nog eenmaal voor ik verder trek
en uitzie voor mij uit
hef ik vereenzaamd mijn handen
naar U omhoog naar wie ik vlucht,
aan wie ik in de diepste diepten van mijn hart
plechtige altaren heb gewijd,
opdat te allen tijde mij
uw stem weer roepen zou.

Daarop gloeit diep ingegrift het woord:
Voor de onbekende God.
Hem hoor ik toe,
al bleef ik tot op dit uur
samenzweren met het kwaad.
Hem hoor ik toe, en ik voel de strikken
die me in de strijd omlaag trekken
en ook al vlucht ik,
me toch dwingen tot zijn dienst.

U wil ik kennen, Onbekende,
Gij die mij grijpt diep in mijn ziel,
Gij die mijn leven als een storm doorzwerft,
Gij Onbegrijpelijke, mij verwant!
Ik wil U kennen, zelfs U dienen.
Friedrich Nietzsche
Vindplaats: Speling. Tijdschrift voor bezinning, 2013-1
met als voetnoot:
“Vertaald uit: Chr. Einiger (red.), Die schönsten Gebete der Welt, München 1964, 245; geciteerd in: En toch bidden. Doeboekje, samengesteld door collectief Speling van Titus Brandsma Instituut, Hilversum 1974, 22

Geen opmerkingen:

Een reactie posten